Partir

Caravan thumb‘Kijk nog maar eens goed naar onze overburen, morgenvroeg zijn ze weg,’ zei ik gisteren nog tegen niemand in het bijzonder – want niemand luistert toch ooit naar mij. De Franse overburen waren begonnen met het demonteren hun voortentkastje en aangezien wij ‘s ochtends vaak pas rond tien uur onze caravan uitrollen leek het me niet heel waarschijnlijk dat we ze dan nog zouden kunnen uitzwaaien.

Als we dat zouden willen tenminste, dat uitzwaaien. Want we hadden nauwelijks een woord met elkaar gewisseld, behalve ‘merci’ nadat ze ons hadden geholpen onze caravan op zijn plaats te zetten (of eigenlijk precies ernaast, maar ja, het is de gedachte die telt) en het dagelijkse ‘bonjour’ maar ik had al eerder meegemaakt dat vriendschappen pas tot leven kwamen op het moment dat men vertrok. Plots kwamen hele levensgeschiedenissen boven, werd overtollig voedsel met elkaar gedeeld, een adres genoteerd, dat soort werk.

Halverwege
Maar wie schetst mijn verbazing als ik deze ochtend inderdaad volgens planning rond tien uur de caravan uitstruikel? De buren, ze zijn er nog! Wij, de middels Excelbestandjes hypergeorganiseerde familie Custers-Houx uit Nederland zouden rond dit tijdstip allang exact op schema halverwege Lyon tuffen met drie koffie door de nek en twee ruziënde jongens op de achterbank, maar ja, soms zit het weleens tegen. Misschien zat het onze buren ook een beetje tegen. Ik voel medelijden en trek een klapstoeltje bij om dit te uiten. Kan ik alles goed zien? Ik pak een tijdschrift om langsaf te gluren. Ze zijn overduidelijk begonnen met vertrekken: de voorkant van de tent is afgeritst en hangt in drie flappen over een waslijn, waarom is mij niet duidelijk, het heeft in geen dagen geregend dus er hoeft niets te drogen, maar oké. Er wordt heen en weer gelopen en spullen worden van A naar B gebracht, zo door je oogharen heeft het iets van een georganiseerd gebeuren.

Cinq minutes
Pas als je beter kijkt, valt op dat ze de vreemdste dingen oppakken en op de meest onlogische plaatsen loslaten, zoals een bal die uit een krat met etenswaren wordt gevist en neergelegd op de half ontmantelde campingkast (blijkbaar is die taak gisteren niet volbracht) of een stokbrood dat van tafel wordt gepakt en naar een hoedenplank gebracht, om vervolgens door een ander gezinslid toch weer op tafel te worden gelegd.
Het gezin heeft twee kinderen, een jongen en een meisje. Soms wordt er iets naar ze geroepen; instructies voorafgegaan door ‘Écoute bien!’ en eindigend met ‘Dans cinq minutes!’. Ik zet mijn stopwatch, maar na cinq minutes is er helemaal niets gebeurd. Ik word jaloers. Dit moet je kunnen, dit is ware kunst. Trompe l’oeil in optima forma.

Bezoek
Naarmate de ochtend vordert komen er mensen langs; andere campinggasten die afscheid nemen, gepland danwel spontaan (‘Alors, vous partez?’ en dan blijven ze staan). Sommigen in pyjama, lurkend aan een sigaret, anderen onderweg naar het zwembad met een opgerold matje onder de arm. De hele camping trekt voorbij en dat is op zich ook best interessant. Zo zie ik nu dat Alain een toupet heeft en ik leer dat Blanche, wie het ook moge zijn, het tegenwoordig doet met haar baas en dat Lucien er daarom dit jaar niet is want hij had geen zin om alleen te komen. O ja, en Vivienne speelt vals met pétanque (meest ernstige roddel, te zien aan de geschokte reacties).

Pastis
Telkens besluit Overbuurfransoos (ik zal hem Jean noemen) de ongenode kwasten een zitplaats aan te bieden en een glaasje Pastis (tas van de Decathlon, achterbank, linksonder de uitpuilende tas met vuil wasgoed en bovenop de badmintonrackets) en zij (ik noem haar Marie) vindt dat daar stokbrood bij hoort (laatste verblijfplaats: bovenop de gymschoenen, naast het opstapje van de caravan). Ze haalt het broodmes uit een zak waar ook visspullen in zitten en die reeds bovenop de auto lag. Marie Junior komt uit de caravan en wil een boek dat blijkt te liggen in de magnetron die gekanteld aan de voeten van haar vader ligt, die op zijn beurt moppert wanneer het klepje op zijn voet valt. Maar Pastis is het antwoord op alles.

Zero
Als ik ‘s middags terugslenter van het zwembad, zijn alle medekampeerders vertrokken en bespeur ik zowaar enige vooruitgang. De Pastisfles is weg (aan Jeans bewegingen te zien zit die grotendeels in hem), de voortent is verder afgetuigd en de achterbak van de auto is aardig gevuld. Het ziet er best netjes uit allemaal. Totdat Jean Junior komt aanlopen met een vriendje en ze de tablet willen die rechtsonderin, nee, linksbovenin, of nee, misschien toch onder de krat met eten ligt, en alles is weer terug bij zero. Er zijn momenten dat ik me afvraag of ze óóit zullen vertrekken. Maar dan bedenk ik dat ze misschien wel voor drie weken hebben geboekt en dat ze pas op twee weken zijn en dat dit gewoon part of the plan is, ingecalculeerd risico, weet je wel. Afscheid nemen in drie bedrijven. En waar maak ik me druk om? Dit is de zuidelijke cultuur! Charmant en zo.

Maar ze gaan. Alles zit in de auto, niks steekt uit, de caravan hangt erachter en iedereen stapt in. Ze vergeten twee lege Pastisflessen die naast een boom liggen maar ik heb niet het idee dat ik ze daar aan hoef te herinneren dus ik laat het maar zo en roep: ‘Bonne route!’ Even hoop ik dat ze weer uitstappen voor een uitgebreid afscheid met een nieuwe fles Pastis (ik weet waar hij ligt!) maar ze zwaaien alleen vrolijk en rijden ietwat slingerend weg en ik maak me een beetje zorgen, het is al schemerig en oh, is dat een brok in mijn keel? Echt. Partir, c’est mourir un peu. Ik ga dood vanbinnen.

  2 reacties op “Partir

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Anti-spam code * * Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.