Hij ziet ze vliegen

Schrijvers zijn rare vogels: slecht geklede, mensenschuwe, filosofisch ingestelde mannen en vrouwen, vaak al wat ouder. Vraag me niet waarom, maar het is zo. Soms schrijven ze nog met de hand, met hun speciale lievelingsvulpen. Ze hebben altijd een memoblokje (voor de kenners: een Moleskine) bij zich en bekijken je steevast met een blik alsof je weleens geschikt zou kunnen zijn als personage voor hun volgende roman. Alle tijd die ze hebben, naast hun baan als accountant, archivaris of actuaris, brengen ze door op een stoffige zolder, zwoegend op dat ene manuscript dat hun langverwachte doorbraak moet worden.

Pennenlikkers
Als ze het huis al uitkomen, is het om naar een schrijfcursus te gaan waar ze met andere pseudoschrijvers elkaars verhalen lezen en beoordelen. Of ze bezoeken signeersessies van Auteurs Die Het Al Gemaakt Hebben om zich te laven aan hun succes. Heel soms verlaten ze hun zolderkamertje voor een open podium in een kroeg, waar ze voor een publiek van medepennenlikkertjes hun zelfgeschreven stukjes voordragen.

Onbegrijpelijk
Volgens onofficiële cijfers zijn er in Nederland ruim 1 miljoen van dit soort mensen. Ergens op zolder of in hun pc slingert een manuscript rond, waarvan ze hopen dat het ooit wordt uitgegeven. De kans dat een uitgever een manuscript dat hem ongevraagd is toegestuurd, überhaupt leest is al lachwekkend klein, maar de kans dat hij het dan ook nog wil publiceren is minder dan 0,001 procent. Echt waar. Voor de overige 15 miljoen niet-schrijvers is dit onbegrijpelijk. Waarom zou men zichzelf zoiets aandoen? Waarom wil zo iemand per se iets opschrijven, wat is daar leuk aan? En wie leest het ooit?

HEMA
In de naïeve hoop wat troost, inspiratie en aansluiting bij gelijkgestemden te vinden, bezocht ik laatst een schrijversborrel. Ik had beter moeten weten. Er liepen een stuk of dertig mensen rond zoals hierboven beschreven, en een aantal uitzonderingen, zoals ik: een jonge moeder met een doorsnee leven. Overdag heb ik een kantoorbaan en ‘s avonds, als de kinderen in bed liggen, schuif ik achter mijn laptop om aan mijn manuscript te werken of een column te typen. Ik ben het HEMA memoblokje onder de Moleskines, zo zou je kunnen stellen.

Alarmfase 1
Ik was net binnen. Naast me op een kruk schoof een man met een muf ribcolbertje. Hij groette me vriendelijk, om er direct aan toe te voegen dat ik er goed uitzag. Hè jasses, dacht ik. Mijn ingebouwde vieze-oude-mannetjes-alarm ging luid tekeer. Wieeew-wieeew-wieeew! Ren voor je leven! Ik wist te ontsnappen en vermaakte me verder met de andere aanwezigen.

Wowels en ejolojie
Ruim twee uur later stond hij opeens weer voor me. Ladderzat was hij inmiddels, maar dat weerhield hem er niet van lange, onverstaanbare verhalen op te hangen. Je bent schrijver of je bent het niet, natuurlijk. Pas later begreep ik waar het allemaal over ging, toen ik hem eens googelde en dacht: Aha, ‘wowels’ zijn vogels en ‘ejolojie’ is ecologie. Dus dáár schrijft hij over. Quasi geïnteresseerd informeerde hij waar ik zoal over schreef.
‘Ach, ditjes en datjes, van alles’, antwoordde ik. ‘En morgen schrijf ik over jou.’
Hij lachte zijn allerhardste oude dronkenmannenlach.
En ik dacht: morgen ben je het toch vergeten, rare wowel.

  23 reacties op “Hij ziet ze vliegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Anti-spam code * * Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.